Veilingen
Bij een vrijwillige veiling ligt het initiatief bij de eigenaar van de onroerende zaak. Bij een executieveiling verzoekt een hypotheekhouder (bank) of een beslaglegger (schuldeiser) aan de notaris om een veiling te organiseren. Een gevolg van dit verschil is, dat bij een vrijwillige veiling de eigenaar en de notaris in overleg de veilingvoorwaarden bepalen. Bij een executieveiling bepalen de bank/beslaglegger en de notaris de veilingvoorwaarden. Een veiling vindt meestal plaats door middel van een inzetveiling gevolgd door een afslagveiling. Bij de inzetveiling kunnen de gegadigden tegen elkaar op bieden totdat er uiteindelijk een hoogste bod is bepaald. Degene die het hoogste bod biedt, wordt inzetter genoemd en ontvangt normaal gesproken een inzetpremie van 1% van het hoogste bod. Meestal vindt aansluitend de afslagveiling plaats, waarbij de veilingmeester begint met het afroepen van een hoog bedrag, waarna hij vervolgens telkens een lager bedrag noemt totdat iemand "mijn" roept. Het bedrag waarbij gemijnd wordt is het bedrag van de bieding, wat dan in principe de koopsom voor de onroerende zaak is. Vervolgens heeft de verkoper op de veiling het recht om dit bod te accepteren (gunnen) of af te wijzen.